Iraanse volken, stammen en ethnische groepen

De officiële taal van Iran is het Perzisch, ofwel Farsisch of Farsi. Het Farsi is een West-Iraanse taal in de Indo-Europese taalfamilie en wordt gesproken in die delen van Iran waar de Farsi mensen, Perzen, zich bevinden, en ook in de Republiek Tajikistan. Teheran, Isfahan, Fars, Khorasan, Kerman en Yazd zijn enige van de provincies die bewoond worden door de Perzen. Er is een aantal andere nationale en etnische groepen in verschillende delen van Iran. De historische achtergrond en de antropologische origine van deze groepen zijn onderwerp geweest van veel research, maar de onderzoekers zijn het niet eens over veel van de opgeworpen vragen. De belangrijkste van deze groepen, met specifieke historie, cultuur, gewoonten en taal zijn de Turken, de Koerden, de Baluchi’s, de Arabieren, de Turkmenen en de Lurs. Er is ook een aantal etnische minderheden, maar er is aan hen niet veel antropologische aandacht besteed, vanwege een aantal redenen: hun kleine aantal en grote menging met andere Iraniërs, zijn er maar twee van. Het hieronder volgende is een grote gemene deler van de grootste etnische en nationale groepen die zijn genoemd.

Er zijn twee stromingen van opvatting betreffende de afkomst van Iraanse Turken. De eerste houdt vol dat zij de afstammelingen zijn van de Turken die of naar Iran migreerden in de 7e en de 11e eeuw dan wel delen van Iran binnenvielen op verschillende tijden. De tweede stroming vindt, dat zij de echte inwoners van Iran zijn op wie de invallers hun eigen talen hebben opgelegd door eeuwen van bezetting. De Iraanse Turken wonen voornamelijk in het noordwesten van Iran in de provincies Oost- en West Azerbeidzjan en Ardebil (de hoofdsteden zijn respectievelijk: Tabriz, Urumiyeh en Ardebil), Zanjan tot aan Qazvin, in en rond Hamedan, Teheran, rondom Qom en Saveh, de provincie Khorasan, en ze zijn verspreid door veel andere delen van Iran. Sommige van de centraal en zuidelijke etnische groeperingen, bijvoorbeeld de Qashqaie, spreken Turks.

Het Turks zoals dat in Iran gesproken wordt, is verwant aan dat in de Kaukasus, maar het heeft andere ontwikkelingen doorgemaakt in verschillende regio’s. Het Turkse dialect dat wordt gesproken in de twee provincies Azerbeidzjan van Iran en in de Republiek Azerbeidzjan is Oghoz; dat is de moedertaal van de Iraanse Turken. Het Oghoz heeft twee accentgroepen, namelijk noordelijk en zuidelijk. Het noordelijke wordt gebruikt in de Republiek Azerbeidzjan. Het zuidelijke komt het meest voor in Iran, waar het is beïnvloed door het Farsi. De verschillen in dialect, in de cultuur en de gewoonten in het bijzonder, onder de Turken in Iran is veelal verwaarloosd; de nadruk is vooral op de Turkse taal als geheel in plaats van de andere kenmerken van de Turken in Iran. Verschillende Turkse dynastieën hebben in het verleden geregeerd in Iran, waaronder de Ghaznavidische, de Seljuks, Safaviden en de Qajaren. De Turken zijn naar men denkt, de grootste niet-Farsi sprekende etnische groepering in Iran.

De precieze afstamming van de Koerden is dat zij een oude geschiedenis hebben. De Koerden wonen voornamelijk in Koerdistan. Dit is een groot gebied dat zich uitstrekt over een belangrijk deel van de bergachtige regio van Zuidwest Turkije, Noordoost Irak, Noordwest Iran en delen van Rusland en zelfs ook Syrië. In Iran wonen de Koerden hoofdzakelijk in Kurdestan, Kermanshahan en ten zuiden van de provincie West-Azerbeidzjan. In 1600 werd een deel van de Koerden door de Safavidische koning Shah Abbas gedwongen, zich te vestigen in het noorden van de provincie Khorasan, bij Quchan en Bojnourd; zij wonen daar nog steeds. De Koerden zijn van oorsprong Iraniërs. Hun taal is een Noord-West Iraans van de Indo-Europese groep en ze heeft verschillende dialecten. De twee Goorani (zuid Koerdisch) en Zaza (west) dialecten verschillen erg van het Kormanji (zuiver Koerdisch). De dialecten die worden gesproken in Sanandaj, Kermanshahan en Suleimania (Irak) zijn variaties op het Kormanji.

De Koerdische bevolking is geschat op rond 1,5 miljoen mensen.

De Baluchi’s wonen vooral in Baluchistan, wat een droge streek is in het zuidoostelijk deel van het Iraanse plateau. Het strekt zich uit vanaf de Kerman woestijn aan de voet van het gebergte van Bam en Beshagard naar de westelijke grens van de provincies Sind en Punjab in Pakistan. Het Iraanse Baluchistan is een deel van de provincie Sistan en Baluchistan. De belangrijke steden zijn Zahedan, Zabol, Iranshahr, Saravan, Chahbahar enzovoort.

In het verleden verhuisden de Baluchi’s naar Makram vanuit Kerman om een expeditie van de Seljuk te ontvluchten in de 11e eeuw. In die tijd waren de Baluchi’s nomaden. Zij hebben nooit een centrale overheid gehad en leefden onder een stammensysteem.

Baluchi is de naam van verschillende stammen, waarvan een klein aantal in de republiek Turkmenistan woont. De Baluchi’s spreken de taal Baluchi, wat een West-Iraanse taal is van de Indo-Europese taalfamilie, en de taal is beïnvloed door oost-Iraanse dialecten. Het volk heeft twee takken: van noordelijke (Sorhadi) en zuidelijke (Makrani) Baluchi’s. De Iraanse Baluch stammen zijn verdeeld in een aantal clans. De belangrijkste daarvan zijn de Bameri, de Balideh, Bozorgzadeh, Riggi, Sardaar Zaie, Shahbakhsh, Lashari, Mobaraki, Mir Morad Zaie, Naroyee, Nooshsiravani, Barohooyee, Baram-Zehi en de Shir-Khanzayee. De Iraanse Baluchi’s zijn meestal van de secte van Hanafi uit de Soennitische Islam.

Een paar stammen in de Sistan regio worden ook gezien als Baluchi’s, maar zij spreken Sistani als taal. Deze taal is een losgemaakt dialect van het Farsi. De opmerkelijke stammen van Sistani zijn: Sarbandi, Shahraki, Sargazi, Zamir-Farsyoon, Mir-Arab en Sanjarani.

Lur is de benaming van een groep Iraniërs die leeft in de bergachtige gebieden van het zuidwesten, hoofdzakelijk in de provincie Lorestan. Op basis van historisch bewijs lijken de Lur van dezelfde etnische afstamming te zijn als de Koerden. De Luri taal is verbonden aan de oude Iraanse taal, wat suggereert dat de Lurs al lang in Iran hebben gewoond. Het lijkt veel op het Koerdisch, maar is een onafhankelijke taal met eigen rechten.

Er zijn vier hoofdgroepen bij de Lurs: de Bala Garideh, de Delfan, de Selseleh en de Tarhan. De Bala Garideh zijn de echte Lurs, die zijn verdeeld in belangrijke stammen zoals de Dirakvand, Janaki, Amaleh, Sagvand, enzovoort.

De Turkmenen zijn een etnische minderheid die de Turkse taal spreekt met het Oostelijk Oghoz accent. Hetzelfde dialect wordt gesproken in de Republiek Turkmenistan. Zij bewonen de Turkmeense Sahra en de vlakten van Gorgan. De streek is een vruchtbare vlakte bij de Iraanse grens met de Republiek Turkmenistan. Het strekt zich uit van de Atrak rivier in het noorden tot de Caspische Zee in het westen, de Quchan bergen in het oosten en de rivier Gorgan in het zuiden. Iraanse Turkmenen wonen daar al sinds 550 AD, maar zij begonnen pas stammen te vormen vanaf 750 AD. Zij zijn de afstammelingen van Centraal Aziatische Turken, die hun etnische identiteit bewaarden tijdens de Mongoolse invasie. Zij werden verdeeld onder Iran, Rusland en Afghanistan in 1885. Niet alle 9 Turkmeense stammen wonen in Iran. De belangrijkste Iraanse stammen zijn Kuklanen en Yamoten. De Kuklanen hebben zes takken en wonen in centraal en oostelijk Turkmeens Sahra. De Yamoten hebben twee grote clans: de Atabaj en de Jaafarbaj. Zij wonen in het westen van het Turkmeense Sahra. Er zijn ook kleinere stammen in het oosten van de regio in een paar dorpen.

De Turkmeense bevolking is geschat op rond 1 miljoen, en hun grootste steden zijn Gonbad Kavus, wat het centrum is van het Turkmeense Sahra, Bandar Turkoman, Aq-Qala en Gomishan. De Turkmenen hebben een geschiedenis van oppositie tegen centrale regeringen. Een van hun beduidendste rebellieën werd onderdrukt door de eerste Pahlavi shah, Reza Shah. Dat verlies, geloven zij, betekende een dodelijke slag voor hun nationale cultuur.

Sommige historici houden vol dat de eerste Arabische stammen naar Khuzistan migreerden, een deel van zuidwest Iran waar zij nu leven, in de eerste eeuwen AD, en dat zij mogelijk daarheen kwamen vanaf het Arabisch schiereiland. De Arabische stammen zijn verspreid over een regio tussen de Arvandroud (Shatt al-Arab) en de Perzische Golf in het zuiden en Shush in het noorden. Hun territorium is gelegen ten westen van de streek van de Bakhtiyari en sommigen van hen zijn zelfs gemengd met die stam. De belangrijkste van de Arabische stammen in Iran is de Bani-Kaab, die ook de grootste stam is. De vele stammen bewonen het eiland Minoo, Khorramshahr, Shadegan aan de beide kanten van de rivier Karun en verder tot aan Ahwaz in het noorden. Het Huis van de Kassir volken zijn de bewoners van de stad Ahwaz, ten westen en ten zuiden van de rivier de Dezful en tussen de Dezful en de Shushtar in. Andere zijn: Bani-Lam, Bani-Saleh, Bani-Torof, Bani-Tamim, Bani-Maryan, AL-Khamiss, Bavi en Kenane.

De migrerende nomaden zijn een gemeenschap met een manier van leven die verschilt van de stedelijke en de plattelandsgemeenschappen. Twee grote, met elkaar verbonden, factoren bewegen hen tot migratie naar winter of zomer gebieden, afhankelijk van seizoensveranderingen. De eerste is hun levensomstandigheid en de tweede is de geografische en klimatologische condities waar zij in leven.

Echter, historisch gezien, zijn sociale en politieke factoren ook van invloed geweest in het vormen van deze manier van leven. Dat omvatte ook politieke instabiliteit, conflicten tussen lokale heersers, zware belastingheffingscampagnes door stedelijke heersers in tijden van financiële problemen, enzovoort. De migrerende nomaden leven in principe vooral van veehouderij, hoewel boeren en handwerken hun eerste bezigheid aanvult. Alle andere economische activiteiten zijn onbeduidend. Dit dwingt hen om te zien naar frisse groene weilanden. En ook dwingen de zeer koude winters in sommige delen van Iran en extreem hete zomers in andere regio’s hen te verhuizen van winter naar zomer streken en omgekeerd, om de extreme weersomstandigheden te omzeilen.

Kenmerken

Door de eeuwen heen hebben hun gemeenschappelijke kenmerken zich gevormd op een andere manier dan die bij de stedelijke en plattelandsgemeenschappen. Volgens de definities zijn de migrerende nomaden: a) afhankelijk van veehouderij, b) georganiseerd in stammenstructuur met duidelijke patronen van verwantschap en relaties, en c) bewust van hun stam. Verder heeft elke stam een eigen territorium gevestigd, met gezamenlijk eigendom van graslanden en met een stam gebonden administratieve en sociale organisatie.

De nomadenstammen zijn van verscheidene grote etnische afkomst: Turks, Turkmeens, Perzisch, Koerdisch, Lorestans, Arabisch en Balochi. Toch spreken zij een variëteit aan talen en zijn verspreid over het hele land. Koerdistan en Yazd zijn de enige twee provincies zonder nomadische stammen. Maar sommige stammen trekken door Yazd om naar hun winter of zomer gebieden te komen. De Koerdische stammen wonen in de provincie Kermanshah.

Qashqaie stam

De Turkssprekende Qashqaie stam is de bekendste stam in het zuiden van Iran. Het territorium van de Qashqaie strekt zich uit van Abadeh en Shahreza in de provincie Isfahan tot aan de kust van de Perzische Golf. De stam bestaat uit vele clans: de belangrijkste zijn de Kashkooli, Sheesh Blocki, Khalaj, Farsi Madan, Safi Khani, Rahimi, Bayat en Darreh Shuyee.

Bakhtiyari stam

De Bakhtiyari stam is samengesteld uit de clans die wonen in de bergachtige streken tussen de provincies Chaharmahal, Fars, Khuzistan (de Taftoon Velden) en Lorestan. De stam is verdeeld in twee aparte takken: Haft Gang en Chahar Gang. De eerste bestaat uit 55 en de tweede uit 24 clans. De Arabische en de Lorestanse clans mengen samen in de Bakhtiyari stam. De Bakhtiyari heeft als tweede naam Grote Lori.

Hoe dan ook: de mening die het meest voorkomt en die meer gedocumenteerd wordt, is, dat de Bakhtiyari van Koerdische origine zijn. De stamhoofden van de Bakhtiyari zijn invloedrijk geweest in politieke ontwikkelingen sinds de tijd van de Safaviden en Shah Nader. Sommige van hun leiders hebben revolutionairen geholpen bij het grondwettelijk veroveren van Teheran tijdens de Periode van de Kleine Despoten. Dat was toen de Qajar koning, Shah Mohammed Ali, het Parlement en de grondwet ontbond in 1907.